Headerfoto
65 procent 75 procent 85 procent 100 procent 110 procent 130 procent 150 procent 170 procent
Kies uw favoriete tekstgrootte
Over dirigeren en componeren
— 4 januari 2021 —

E nkele dagen geleden zag ik de prachtige documentaire over maestro Bernard Haitink. Een programma van de VPRO in ‘Het Uur van de Wolf’.

Behalve het feit dat er eindelijk weer eens iets was dat ik wèl wilde zien, na zappend getormenteerd te zijn door k*tmuziek en herrie op de TV en de onvoorstelbare arrogantie om bijvoorbeeld rap muziek te noemen – u weet wel: dat meestal onverstaanbare ritmische gedreun van een vrijwel toonloze stem zonder de moeite te nemen te worden verstaan, noch enig intonatieverschil te maken en in een onnavolgbaar tempo, zonder enig benul van dictie, met een dramatisch onbenul van de Nederlandse taal omdat het continue doorspekt schijnt te moeten worden met Engels (ik heb het dus over Nederlandse rappers) – was dit een adembenemend portret van een echte muziekmaker.

Goed gearticuleerd - zeker niet té langzaam en met de vereiste intonatie - koste het mij 64 seconden om bovenstaande zin uit te spreken. Als “rapper” zou ik mij hebben kunnen profileren door dezelfde zin in 28 seconden erdoorheen te jassen. Daarbij moet u weten dat ik geen rapper bèn: het kost mij moeite om een dergelijke woordendiarree te produceren.
Rap wordt door Van Dale o.a. gedefinieerd als: ritmische vertelling op muziek, maar de andere definitie van rap in de Van Dale is: ‘het maakt me geen zier uit’. Voilà, beter had ik het niet kunnen definiëren.
Toch is rap niet de enige muzikale kwelling voor mij – ook andere ‘muziek’-soorten (al dan niet tussen aanhalingstekens), inclusief veel moderne klassieke muziek zijn boosdoeners. Daar kom ik nog een keer op terug. Zie o.a. mijn column over Sint, Guus en dictie.

Haitink muziekmaker noemen is allerminst denigrerend bedoeld natuurlijk. Hij maakte èchte muziek of je het idioom van de componist nu mooi vindt of niet.
Daarenboven vertolkte Haitink precies mijn eigen opvatting van componeren en dirigeren, zonder dat ik mij ook zelfs maar in geringe mate veroorloof te kunnen meten met de grandeur van hem als maestro.

Hij vertelde op ingetogen wijze zijn grote respect voor de muziek. Let wel: niet voor de nootjes die een componist heeft opgeschreven, maar voor de muzíek die daarvan het resultaat van kan zijn. Dat is een groot verschil.
Daarnaast uitte hij zijn grote respect voor de musici die daar uitvoering aan geven. “Ik sta daar een beetje te zwaaien voor zo’n 80 musici en daar komt zoiets prachtigs uit voort. Daar kan ik nog altijd verbaasd over zijn,” is mijn parafrasering.

Als componist ben ik mij dagelijks bewust van de betrekkelijkheid van mijn partituren. Ik kan mij honderd keer in de rondte werken om alle fraseringen, diminuendi, crescendi, articulaties, accenten, etc in de partituur te noteren, maar uiteindelijk gaat het om de muziek, de emotie, het meegaan in de stroom van de muziek die bij de toehoorders aankomt. Een hele kleine geste van de dirigent kan het verschil maken, mits hij een goede relatie met zijn (orkest-) musici en/of zangers heeft en een volledig vertrouwen in hun kunde en bereidheid om muziek te maken, in plaats van nootjes te produceren.
Daarnaast is het vinden van de balans tussen de verschillende musici en zangers van primordiaal belang. Een componist schrijft dingen als piano en forte, maar dat zijn geen absolute waarden. De dirigent (of in kleinere gezelschappen de musici zelf) moet tijdens repetities de optimale balans en gevoelswaarde geven. Zelfs per uitvoeringslocatie kan het anders uitpakken.

Daarom is het populaire programma Maestro als kaskraker – komt vast weer na corona – ook zo bedrieglijk. Het appelleert voornamelijk aan het win-win-gevoel van de televisiekijker en niet aan het gevoel voor muziek. Dan heb ik het nog hier eens over de continue nadruk van de ‘jury’ – hoe kundig als musici waarschijnlijk ook – op het slaan van de maat. Musici kunnen namelijk heel goed zelf tellen. Het is aan de dirigent om daar gevoel, timing, rallentandi en fermates in te leggen. Over het ‘kapotslaan’ van de muziek hoorde ik zelden opmerkingen. Kijk naar de minieme arm- en handbewegingen van Haitink – hij slaat de muziek nooit kapot.

Nu zult u mogelijk zeggen: ja, maar dat zijn professionele musici – die hebben er voor doorgeleerd. Als ervaringsdeskundig dirigent, kan ik u zeggen dat het bij amateurs (letterlijk: liefhebbers) precies hetzelfde werkt. Oké, dan zal er hier en daar een nootje verkeerd zijn geïntoneerd of is er een zanger die hier en daar uit de bocht vliegt, dan wel nèt te vroeg inzet (dramatisch!). Op het grote geheel van de intentie van de uitvoering maakt dat geen ruk uit. De dirigent en eventueel aanwezige componist sterft duizend doden bij dergelijke fouten, maar nogmaals: de sfeer die de muziek oproept is voor evenveel duizend levenden veel belangrijker.

Aan de bak komen als onbekende componist is vrijwel onmogelijk. Dat is al eeuwen zo en daar heb ik tot op zekere hoogte vrede mee. Het muzikale klimaat zit ook niet echt mee op dit moment – radio en vooral TV wordt gedomineerd door popmuziek, ‘lichte’ muziek in al zijn variaties. Van 'lichte' muziek spreken is trouwens in velerlei opzicht waanzin - hoe licht eigenlijk: 5 gram, 50 kilocalorieën of een 6W Led-lampje? Bovendien wordt klassiek daarmee 'zware' muziek - en dat is pejoratief bedoeld! Klassiek is slechts zelden te horen en door er met name bij documentaires op begraafplaatsen wèl ruimschoots gebruik van te maken, krijgt het ook nog eens een slechte naam bij het grote publiek: ‘A, joh, veel te droevig. Saai!’ Procentueel weinig mensen worden met klassieke muziek grootgebracht. Het is eigenlijk een wonder dat we de professionele orkesten en koren nog voltallig kunnen bezetten! Maar goed, daarvoor hebben we dan in Nederland ook grote hulp uit het buitenland.
Toegegeven, mijn muziek heeft voornamelijk een melancholiek karakter waaraan - nog afgezien van mijn eigen drijfveren in deze fase van het leven - een grote behoefte bestaat als tegenhanger van de “het moet wel vrolijk zijn” herriecultuur. Ontkennen van de eigen stemming met muziek werkt averechts, zowel bij het maken als bij het beluisteren. Maar daarvoor moet het wel muziek zijn en niet een verzameling nootjes.

P.S.: Aangezien ik het nog niet voor elkaar heb gekregen om mijn muziek door echte mensen de laten uitvoeren, geef ik op mijn site een representatie weer in elektronisch gegenereerde vorm (MIDI). In zekere zin afschuwelijk natuurlijk - de elektronica is bovendien nog steeds niet in staat om de tekst van de zangers uit te laten spreken en is dus gereduceerd tot ‘aah’ en ‘ooh’ - maar geeft aan de andere kant een idee hoe mooi de muziek zou kunnen zijn als echte zangers en musici onder bezielende leiding met Haitinks instelling het zouden uitvoeren. Bovendien ‘zingt’ en ‘speelt’ de elektronica altijd Wohtemperiert zuiver.
Ik troost mij maar met de gedachte dat zelfs Arvo Pärt de eerste decennia van zijn compositorisch werkzame jaren ook massaal verguisd werd.
Daarnaast: er zijn vele mensen die mijn muziek zelfs in deze vorm prachtig vinden. Wat wil ik meer? Als is het maar één voelend mens, dan zal ik doorgaan!